TomTom is ooit ontwikkeld voor mensen met Alzheimer, maar kwam toch vooral in vele miljoenen navigatiesystemen van auto's terecht. Ondertussen zijn mensen als Mirjam van Blanken er weer mee bezig. “Toegepast in de dagelijkse zorg voor kwetsbare ouderen is het nog in ontwikkeling”, vertelt zij. “In de auto is een afwijking van 20 meter niet zo erg, maar als je GPS wilt gebruiken om iemand te vinden die verdwaald is, dan maken die 20 meters een cruciaal verschil.”
Spraakherkenning
Om tot zo'n veilige toepassing van zorgtechnologie te komen moet je dus samenwerken met it-bedrijven “en heel goed weten of het ook werkt voor de ouderen.” Voor dat laatste is Bart Meussen, 'gepokt en gemazeld in de zorg', een halfjaar geleden aangesteld. Mirjam richt zich als beleidsadviseur op de financiering en organisatie van de technologieprojecten. Want het gaat natuurlijk niet allemaal vanzelf. Bart: “Acceptatie van technologische toepassingen komt te voet en gaat te paard. Daarom ga ik ook steeds op pad om op de verschillende locaties om de verbinding tussen theorie en praktijk te maken.”
Bovendien is het volgens Mirjam handig om over een lange adem beschikken bij dit onderwerp: “Want het is nooit zo dat we meteen stoppen als het niet werkt. Dan geven we het terug aan de technici om het door te ontwikkelen. We kijken dus heel gericht naar: wat werkt wel en wat niet? We zijn nu bijvoorbeeld bezig met spraakherkenning, waarbij de medewerker samen met de cliënt de gegevens inspreekt, waarna ze meteen op de juiste plek in het dossier komen. De technologie is er, maar het werkt nog niet zo goed. Zo'n project kan wel jaren duren.”
Infrastructuur
Dan helpt het natuurlijk als je bij Lyvore werkt, een organisatie die vanaf het begin heeft meegelopen met de ontwikkelingen. “Met een directeur die 'zorgtechnologie' zo'n beetje op haar voorhoofd heeft staan”, voegt Mirjam toe. Maar dan nog zijn er allerlei randvoorwaarden. “Bij mij thuis valt de wifi misschien nog één keer per jaar uit, maar bij verschillende van onze locaties gebeurt het soms dagelijks. Het is natuurlijk mooi dat de verpleeghuizen dat extra geld voor personeel hebben gekregen, maar voor de infrastructuur van zorgtechnologie is ook echt meer nodig.”
Een andere voorwaarde is dat de mensen in de zorg de nieuwe mogelijkheden ook accepteren. Bart: “Ik ga met die robots langs alle locaties en afdelingen, en negentig procent van wat ik daar doe is weerstand wegnemen. De zorg blijkt dan nogal conservatief, tegelijk is het leuk om te merken dat ROC-leerlingen er helemaal geen moeite mee hebben. ‘O, die robot kennen we al’, zeggen ze dan, ‘geef maar hier’.”
Tovertafel
Er is bij medewerkers van de oudere generatie misschien ook wel wat terughoudendheid door de vrees dat robotica en andere technologie hen gaan vervangen. Mirjam: “Ik zou zeggen: we moeten blij zijn als robots dat kunnen doen. Het aantal hulpbehoevende ouderen stijgt explosief en de arbeidsmarkt in de zorg is erg krap. Die robots kunnen nog geen ouderen wassen, maar laat ze dan alle andere dingen doen die ze al kunnen. En laat de medewerkers doen, wat de robots niet kunnen.” Daar komt bij dat de ouderenverpleegkunde minder populair is dan de ziekenhuiszorg. “Met technologie en moderne manieren van werken, kan de verpleeghuiszorg aantrekkelijker worden.”
Ook daarom willen Mirjam en Bart voorbeelden laten zien van ouderen die heel goed reageren op technologie. Want bij de cliënten zèlf is er in feite weinig weerstand te vinden. Met een tovertafel waarop je losse bladeren of vissen met je handen kunt verplaatsen reageren ze heel positief. Of de ‘CRDL’, een interactief zorginstrument dat aanraking tussen mensen vertaalt in geluid zodra twee mensen tegelijkertijd hun hand erop houden. Mirjam: “Oudere mensen worden niet zo vaak meer aangeraakt. Ik heb gezien dat ouderen die in diepe dementie verzonken waren, er met dit soort technologische middelen ineens uitkwamen. Prachtig.”
Robot Pepper
En dan nog die dame met een licht verstandelijke beperking, die een robot kreeg. “Eigenlijk bedoeld om haar eraan te herinneren dat ze haar tanden moet poetsen en haar pillen moet nemen. Daar kwamen eerst allemaal mensen voor langs en dat wekte weerstand bij haar op. Met robot Pepper ging dat prima en die werd in die twee weken ook nog eens echt een maatje dat met haar sprak of bijvoorbeeld een boek voorlas. Die functie van maatje bleek uiteindelijk veel belangrijker. Dikke tranen dus, toen Pepper na twee weken weg moest omdat het experiment afgelopen was.”
Deze mevrouw was de acceptatiefase al voorbij, maar verder zitten we volgens Bart nog aan het begin van de ontwikkeling. “Maar je móét er in mee blijven gaan, anders kom je op een achterstand. Daarom willen we de zorgtechnologie ook blijven uitventen. Ook uit een soort maatschappelijk plichtsbesef. En vanuit de wetenschap dat we er misschien niet nu meteen, maar over een tijd heel veel profijt van kunnen hebben. Voor onze maatschappij, onze organisatie én natuurlijk de cliënt. Die krijgt steeds meer vrijheid en veiligheid en kan dan veel meer bewegingsruimte krijgen. Technologie is daar bepalend in, en dat wordt alleen maar meer.”