Léon: Wat merk jij van de transities in de zorg?
Juliëtte: “In Rotterdam zijn overal wijkteams opgericht. Daarin zie je dat de leden van het team, die uit verschillende organisaties komen, dichter bij elkaar zijn gekomen. Als ik een hulpvraag heb over jeugdigen, hoef ik niet meer een organisatie te bellen, maar kan ik direct naar een collega lopen en heb ik snel een antwoord. Ik zie ook dat we met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning mensen echt in hun kracht zetten: kijken wat het netwerk kan doen of wat vrijwilligers over kunnen nemen. Pas daarna komen professionals in beeld. Dat werkt goed.”
Léon: Gaat die samenwerking ook buiten het wijkteam goed? Ik heb zelf in de praktijk gezien hoe hulpverleners en schoolbesturen goede zorg proberen te regelen. Ik dacht: hoe moeilijk kan samenwerken nu zijn? Totdat ik zag waar je allemaal tegenaan kunt lopen.
Juliëtte: “Binnen het team gaat het heel goed, maar dat is niet overal het geval. Bij de gemeente zelf merk ik bijvoorbeeld veel problemen met de afdeling Werk en Inkomen. Ik loop dan wel tegen veel zaken aan als ik informatie nodig heb over een cliënt. Hetzelfde zie je gebeuren bij de Kredietbank, die er is voor mensen met schulden. Of je daar de informatie krijgt die je nodig hebt, hangt, net zoals bij W&I, af van de medewerker met wie je praat. Als we elkaar kennen loopt het goed. Maar als ik iemand tref die niet weet dat ik een professional ben, gaat dat vaak lastiger.”
Léon: Wat doen jullie daaraan?
Juliëtte: “We moeten elkaar meer opzoeken, leren kennen en leren vertrouwen. Dat kun je doen door bijeenkomsten te organiseren. We hebben er een gehad met Wmo-consulenten, zij kijken of mensen structurele ondersteuning nodig hebben. Dat was een mooi initiatief.”
Léon: Met welk Haags beleid heb jij te maken?
Juliëtte: “De Flexwet. Die houdt in dat je na twee korte contracten een vast contract moet krijgen. Maar zorgorganisaties willen niet het risico nemen om je langer aan te houden, omdat ze ook niet weten hoe de toekomst eruitziet. Dus dan heb je een vertrouwensrelatie opgebouwd met je cliënt en dan moet je weer weg. Wat daarbij ook meespeelt zijn de kortlopende inkoopcontracten die de gemeente afsluit met zorgorganisaties: elke twee jaar is er weer een aanbesteding. Dat is allemaal slecht voor de continuïteit en dat is weer slecht voor de cliënt én voor het wijkteam, want veel mensen, hoe goed ze ook zijn, moeten gewoon op zoek naar een andere baan.”
Léon: Er is veel kritiek op bureaucratie en administratieve taken. Hoe zie jij dat?
Juliëtte: “Waar ik soms tegenaanloop is dat er dingen worden besloten zonder de leden van het wijkteam erbij te betrekken. Zo moeten we nu formulieren invullen om een momentopname te krijgen van de veiligheid en het welzijn van een kind thuis. Maar een paar uur later kan de situatie al weer anders zijn en het is soms dubbel werk. Het zijn zaken die van bovenaf opgelegd worden en die we hebben te accepteren. Maar daardoor gaan de leden van het wijkteam wel weerstand bieden. Ik denk dus dat het goed is als de gemeenten ons erbij betrekt. Dat ze ook praten met mensen uit het werkveld om te kijken wat voor oplossingen er mogelijk zijn.”
Léon: Maar administratie is er natuurlijk ook om transparant te maken wat jij als hulpverlener allemaal doet. Het is toch belangrijk dat je dat vastlegt?
Juliëtte: “Ik vind dat ze erop kunnen vertrouwen dat ik dat als professional ook doe. Maar dan moeten ze daar geen instrument voor opleggen. Als hulpverlener weet ik zélf wel wat ik nodig heb. Een leidraad kan super handig zijn, maar laat ons zelf beslissen of we die willen gebruiken.”
Léon: Maar als het misloopt in een gezin, zien we vaak maar kleine stukjes van wat er hand is en is het moeilijk om terug te halen wat er precies gebeurd is.
Juliëtte: “Dat is wel een beetje kort door de bocht. Je zegt: als hulpverleners het zelf mogen bepalen, krijg je zulke situaties. Maar dat hoeft helemaal niet.”
Léon: Het is wel wat we meemaken. Dus ik vind het volstrekt normaal dat je zichtbaar maakt wat je doet.
Juliëtte: “Maar helpt het dan als je professionals op gaat leggen wat ze moeten doen? Transparantie is natuurlijk nodig, en hulpverleners hoeven niet op zoek te gaan als er al beproefde instrumenten zijn. Maar ga het niet opleggen. Bespreek het eerst met het wijkteam.”
Léon: Wat zijn tot slot jouw adviezen voor de overheid?
Juliëtte: “Verander de Flexwet en de duur van de aanbestedingen, zorg voor meer transparantie vanuit de gemeenten en de rijksoverheid, en praat vooral met mensen uit de praktijk.”
Léon: Wat ik nu doe dus?
Juliëtte: “Inderdaad.”